De term septet wijst op kamermuziek waarbij de zeven instrumenten onafhankelijk behandeld worden (bv. Beethovens opus 20). Waarschijnlijk werd de term eerst ook gebruikt in verband met de verschillende types divertimenti waaruit een werk bestaat (bv. Septet van Ignace Pleyel, 1787).
De instrumentatie voor een septet staat niet vast. Hoewel er vaste, populaire combinaties bestaan, kan men in principe zeven ‘willekeurige’ instrumenten gebruiken, zo lang ze individueel behandeld worden. In sommige stukken vinden we zelfs pianopartijen terug (bv. Ignaz Moscheles’ opus 88). Er zijn zowel septetten geschreven voor enkel strijkers (bv. Heinrich Molbes opus 43) als voor blazers (bv. Koechlins opus 165).
Een verbreding van het begrip 'septet' is mogelijk, zodat er enkel nog verwezen wordt naar het aantal instrumenten. Hierdoor zouden veel meer werken, vooral uit de twintigste eeuw, als septet geklasseerd worden.